Sociaal werk in het OCMW
De OCMW-wet bepaalt dat het OCMW haar opdracht vervult volgens de meest aangepaste methoden van het maatschappelijk werk. Een nobel gegeven, maar in de praktijk moeilijk uitvoerbaar. De reden is duidelijk: de hoge werkdruk. Die wordt niet alleen veroorzaakt door een hoge caseload, maar ook door uiteenlopende evoluties zoals complexere dossiers, het uitblijven van administratieve vereenvoudiging, een tekort aan personeel en de verminderde toegankelijkheid van middenveld- en overheidsorganisaties. Dit laatste leidt tot een grotere instroom van leefloondossiers en andere hulpvragen bij het OCMW. Pogingen om hierin verandering te brengen zijn er geweest, maar zonder succes. De problematiek rond voorschotten is daar het meest treffende voorbeeld van. OCMW-maatschappelijk werkers zijn stilaan het centrale aanspreekpunt geworden voor de volledige sociale zekerheid en het middenveld. Een situatie die niet langer houdbaar is en zwaar weegt op de motivatie van maatschappelijk werkers. Bovendien leidt dit tot een uitholling van hun rol en brengt het de kwaliteit van de sociale hulp- en dienstverlening in gedrang.
Een praktijkgetuigenis illustreert dit. "In het onthaal komen er voortdurend mensen die voor een telefonische afspraak bij de vakbond een maand moeten wachten. Als ze de geplande oproep missen, moeten ze een nieuwe afspraak maken, opnieuw met een lange wachttijd. De communicatie verloopt stroef. Een cliënte kreeg bijvoorbeeld via mail bericht dat haar inschakelingsuitkering was aangevraagd, maar ze had de documenten naar een ander bureau gestuurd. De vakbond stuurde deze niet door, waardoor haar aanvraag geannuleerd werd zonder verwittiging. Hierdoor komen er veel voorschotten op ons af, die langer duren dan normaal. Dit zorgt ervoor dat verslagen van financiële hulp steeds verlengd moeten worden, omdat de termijn van drie maanden niet volstaat voor het uitwerken van de dossiers."
Voor een sterk lokaal sociaal beleid heb je sterk OCMW-sociaal werk nodig. De basis is er, maar er ligt nog veel werk op de plank.
Lokaal sociaal beleid en de integratie van het OCMW in de gemeente
Het Vlaamse decreet biedt lokale besturen autonomie over het sociale beleid in hun gemeente. Een goede zaak, maar het risico op hulpverlening met twee snelheden is reëel. Er ontstaat namelijk een kloof tussen verschillende gemeenten, qua slagkracht, maar ook wat betreft sociale grondrechten. Basisrechten van cliënten mogen echter niet afhankelijk zijn van de gemeente waarin iemand woont.
De afgelopen jaren kwamen er verschillende situaties aan het licht die tot nadenken stemmen. Zo werden in een kleiner OCMW erkende vluchtelingen niet gewezen op hun recht op een installatiepremie, uit vrees dat de gemeente hierdoor meer vluchtelingen zou aantrekken. In een middelgroot OCMW mochten gezinsleden die meerderjarig worden en potentieel het recht openen op een leefloon, hier niet proactief op gewezen worden. Enkel als de cliënt dit zelf vraagt, wordt de aanvraag verder onderzocht. Twee situaties waarbij de federale overheid zorgt voor de financiering, maar waar het lokale niveau een strenge lijn toepast.
Gelukkig zijn dit uitzonderlijke signalen. Maar deze situaties tonen aan dat lokale autonomie soms leidt tot het ontzeggen van rechten. Dit plaatst maatschappelijk werkers in een moeilijke positie tussen loyaliteit aan hun werkgever en de belangen van de cliënt. Zeker in het licht van de hoge non-take-up van rechten is dit problematisch.
De organisatiecultuur bepaalt ook de manier waarop beleid tot stand komt en wordt uitgevoerd. Sinds de integratie van de OCMW’s in het lokale bestuur betekent dit dat twee culturen elkaar moeten vinden. Dit complexe traject is volgens veel OCMW-maatschappelijk werkers nog niet voltooid. De ambitie om via die integratie de afstand tussen het OCMW en het lokale sociale beleid te verkleinen, is zeker nog niet overal gelukt. De volgende ervaring van een OCMW-maatschappelijk werker illustreert de doorsnee beleving op de werkvloer: "De integratie van OCMW en gemeente zal op termijn ongetwijfeld mooie projecten opleveren, maar de sociale dienst mag niet herleid worden tot een administratieve dienst waar de gebruikers zich moeten schikken naar de regels. Ze behoren tot onze doelgroep precies omdat ze niet meekunnen met de regels die de maatschappij oplegt. Waar vroeger de OCMW-secretaris veelal uit het werkveld kwam en de eigenheid van de werking en de doelgroep kende, staat er nu een manager aan de top die het huis goed probeert te runnen, maar vaak de voeling met het unieke karakter van het OCMW mist."
De rol van het bijzonder comité voor de sociale dienst (BCSD) is de afgelopen jaren een veelbesproken onderwerp. Sommige stemmen pleiten ervoor om het voortbestaan ervan in vraag te stellen en de beslissingsbevoegdheid over individuele steunaanvragen volledig bij de administratie te leggen. Anderen zien juist kansen in een sterkere samenwerking met het BCSD, niet rond individuele dossiers, maar eerder om een bredere, politiserende rol binnen de organisatie op te nemen.
Op veel plekken neemt het BCSD echter nog steeds geen prominente beleidsadviserende rol op, wat vaak als een gemiste kans wordt ervaren. Lokale besturen zouden hierbij moeten stilstaan. Een platform waar BCSD-leden en maatschappelijk werkers – zowel op uitvoerend als beleidsmatig niveau – in dialoog gaan, zou bijzonder waardevol zijn. Zo kunnen medewerkers hun expertise structureel inzetten om het sociale beleid in hun gemeente mee vorm te geven.
Daarnaast leeft op de werkvloer de vraag waarom onafhankelijke deskundigen zelden deel uitmaken van een BCSD. Nochtans biedt de wet die mogelijkheid, en het zou een interessante piste kunnen zijn om extra expertise binnen te halen. Toch blijkt uit een beperkte rondvraag dat dit in de praktijk nauwelijks gebeurt.
Lokale autonomie mag niet betekenen dat basisrechten afhangen van de gemeente waarin iemand woont.
Maatschappelijk werker in het OCMW: een knelpuntberoep
Binnen veel OCMW’s speelt zich een ernstige personeelsproblematiek af. Ze worstelen met het aanwerven of in dienst houden van maatschappelijk werkers. Bovendien daalt het aantal Vlaamse studenten dat kiest voor een opleiding sociaal werk al enkele jaren.
Maatregelen zoals de recente uitbreiding van de diplomavereisten voor OCMW-maatschappelijk werkers of nieuwe fenomenen zoals de consultancybedrijven die maatschappelijk werkers uitbesteden aan OCMW’s, doen enkel aan symptoombestrijding. Ze dragen bij aan de continuïteit van hulpverlening, maar lossen de onderliggende problemen niet op.
Op basis van signalen die we van maatschappelijk werkers krijgen, ontbreekt in veel OCMW’s een goed uitgewerkt onboardings- en opleidingstraject, is er weinig ondersteuning op de werkvloer en blijft de werkdruk torenhoog. Lokale besturen moeten hier dringend aandacht aan besteden, niet alleen vanuit HR-perspectief, maar ook om maatschappelijk werkers te versterken bij de uitoefening van hun job. Dit geeft zuurstof om hun expertise breder in te zetten binnen de organisatie, wat bijdraagt aan een sterke sociale dienstverlening.
De bovenlokale overheden, en in het bijzonder de federale overheid, dragen ook een grote verantwoordelijkheid. De werkdruk bij OCMW-maatschappelijk werkers komt vaak voort uit gebrekkig functionerende instellingen binnen de sociale zekerheid. Om daar verandering in te brengen, zijn de hefbomen en een actievere rol van het federale niveau noodzakelijk.
De werkdruk in het OCMW is torenhoog, en zonder structurele veranderingen komt de kwaliteit en de effectiviteit van de sociale hulpverlening zwaar in het gedrang.
Conclusie
De job van OCMW-maatschappelijk werker is een van de mooiste beroepen en een belangrijk uithangbord voor het sociale beleid van een gemeente. Maatschappelijk werkers handelen sterk vanuit dat besef. Dit is een kracht die meer gewaardeerd en benut moet worden. Daarom moet de aanpak van werkdruk een prioriteit zijn, met een duidelijke visie, een coherent plan van aanpak en samenwerking over beleidsniveaus heen. Als we hierin slagen, kan sterk sociaal werk mee helpen bouwen aan een sterker sociaal beleid.
Aan de slag!
We tonen jou graag - online of in levende lijve - hoe ook jouw organisatie met
Marta aan de slag kan.